SV | En het geschiedde, als al onze vijanden [dit] hoorden, zo vreesden al de heidenen, die rondom ons waren, en zij vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten, dat dit werk van onzen God gedaan was. |
WLC | וַיְהִ֗י כַּאֲשֶׁ֤ר שָֽׁמְעוּ֙ כָּל־אֹ֣ויְבֵ֔ינוּ וַיִּֽרְא֗וּ כָּל־הַגֹּויִם֙ אֲשֶׁ֣ר סְבִֽיבֹתֵ֔ינוּ וַיִּפְּל֥וּ מְאֹ֖ד בְּעֵינֵיהֶ֑ם וַיֵּ֣דְע֔וּ כִּ֚י מֵאֵ֣ת אֱלֹהֵ֔ינוּ נֶעֶשְׂתָ֖ה הַמְּלָאכָ֥ה הַזֹּֽאת׃ |
Trans. | wayəhî ka’ăšer šāmə‘û kāl-’wōyəḇênû wayyirə’û kāl-hagwōyim ’ăšer səḇîḇōṯênû wayyipəlû mə’ōḏ bə‘ênêhem wayyēḏə‘û kî mē’ēṯ ’ĕlōhênû ne‘eśəṯâ hamməlā’ḵâ hazzō’ṯ: |
En het geschiedde, als al onze vijanden [dit] hoorden, zo vreesden al de heidenen, die rondom ons waren, en zij vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten, dat dit werk van onzen God gedaan was.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En het geschiedde, als al onze vijanden [dit] hoorden, zo vreesden al de heidenen, die rondom ons waren, en zij vervielen zeer in hun ogen; want zij merkten, dat dit werk van onzen God gedaan was.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!